Uitspraken en gezegdes uit de Achterhoek
Borkelose maote.
De roggemaaiers kregen tijdens de demonstratie dus een wit broodje met koffiegeschonken volgens Borkelose maote.
Waar komt het begrip Borkelose maote nu vandaan?
Henk Oltvoort van de Historische Vereniging Borculo zegt daar het volgende over: vroeger had Borculo een eigen rechtspraak en eigen maten.
Een Borkeloos pond was 494 gram en een Borkeloos el was 69 cm.
Volgens een rekening uit 1581 was 5 molder rogge in Borculo evenveel als 2 molder, 1,5 schepel en 1/3 beker in Vreden,
Bij wegingen of metingen moest er dus steeds bijgezegd worden dat het gedaan werd naar Borkelose maote.
Later is dat meer een beeldspraak geworden: als een kopje koffie helemaal vol was, zodat het overliep in het schoteltje, dan heette dat toen en nu nog steeds Borkelose maote. Waarvan akte!
In de volksmond worden bepaalde eigenschappen of gezegdes nogal eens verbonden met naburige plaatsen.
Niet altijd is dat even yleiend. Als iemand beweert nergens van af te weten en dan zegt ‘ik komme van Losser en wet van niks’, dan is dat kennelijk kenmerkend voor de inwoners van Losser.
En voor wie niet wil w erken is het gezegde: ‘het Hoksebargse kearltjen hef hem weer te pakken” indirect een aanwijzing dat ze in Haaksbergen nogal lui zijn.
Groenlo een stadje omringd door plattelandsgebied, moest het ook nogal eens ontgelden:
‘Grolse wind’, synoniem voor zelfoverschatting, ‘bie God en Grolle is alles meugeluk in de betekenis van het in Groenlo steeds voor verrassingen gesteld worden vanwege het karakter van de inwoners.
Ook de uitdrukking ‘za’k oe Grolle ‘ns wiezen ?”, als vraag gesteld aan onwillige kinderen waarbij die dan met beide handen om het hoofd geklemd werden Opgetild, draagt ook niet bij aan veel respect voor Groenlo. Maar het is niet allemaal kommer en kwel voor Grol.
Als iets krachtig bevestigd moet worden is dat zo vast als Grol”. De uitdrukking gaat terug op de tijd dat Groenlo nog een sterke vesting was.
Nog dichter bij huis: ‘hee hef de Beltrumse roze’: hij simuleert dat hij ziek is.
‘Hupsel dat kan neet en Rekken dat geet neet’: in Hupsel is men arm en kan niet betalen.
Rekken daarentegen is rijk maar wil niet betalen.
Maar er zijn ook andersoortige uitdrukkingen zoals ‘ne Lunterse löchte` yoor iemand die met zijn hemd uit zijn broek loopt. Dit refereert aan een anekdote uit Lünten, een stukje over de grens bij Rekken, waarbij een jongen zijn hemd uit zijn broek trok zodat de pastoor, die achter hem liep, nog een beetje kon zien in het donker.
Over iemand die iets van de wereld heeft gezien werd gezegd:‘he is achter ’t Baotenhekke ewest’.
Bij de Baote (Bate) bij Haarlo stond vroeger een tolhek. Wie daar voorbij was geweest was bereisd!
Gezegdes over Eibergen zijn zonder twijfel altijd positief.
En om nu zelf uit de ‘Grolse wind’ te blijven, behoeven deze in dit verhaal daarom niet aangehaald
te worden.