Ik ben jong
Ik ben jong

Het was zo schattig dat ik er even stil van werd. We zaten samen te ontbijten, mijn kleindochter van “bijna vier” en ik. Het ging over familie, oma’s en opa’s. Die was dood en die ook, maar ze zijn wel heel oud geworden. En toen kwam het hoge woord eruit: “ik ben jong”.

Niet: “maar ik ben nog jong” of: “ik blijf jong”. Toen ik het wilde opschrijven aarzelde ik even; zei ze dat nou echt zo of heb ik dat ervan gemaakt?

Je merkt hoe snel je zelf gaat confabuleren: onware verhalen vertellen alsof ze echt zijn en het zelf ook nog geloven. Je zou de hele dag moeten filmen om naderhand met enige zekerheid te kunnen vertellen wat er echt gebeurd is en dan nog kunnen de verschillende betrokkenen er ander belevingen bij hebben. Wat is het koud vandaag, zeg ik, en trek de kraag van mijn jas omhoog, terwijl mijn schoonzoon in een t-shirt met korte mouwen rondloopt.

“Ik ben jong”; simpeler en eerlijker kon ze het niet zeggen. Bij mij speelt het ouder worden een steeds dominantere rol in mijn belevingen. Daarom mijn spontane toevoegingen “nog” en “blijf”.

Als je jong bent leef je alsof je onsterfelijk bent en neem je risico’s die je nu wel uit je hoofd laat. Natuurlijk kan ik nog over dat hekje springen maar beter nu even niet. Sommige ouderen gaan dan juist bewijzen dat ze nog jong genoeg zijn en een bucket-list afwerken van dingen die ze nog gedaan willen hebben voor ze in de kist belanden, of om in de kist te belanden, dat kan ook natuurlijk. Sinds hulp bij een zelfgekozen levenseinde alleen kan als je uitzichtloos en ondraaglijk lijdt, kan je er ook op een avontuurlijk manier een punt achter zetten. Mij lijkt het meer een wanhoopsdaad of een poging om toch nog een monumentje voor jezelf op te richten. Zorg dan wel dat er een filmpje van wordt gemaakt.

Terug naar mijn kleindochter van “bijna vier”: ze is zich kennelijk best bewust van het betrekkelijke van leeftijd. Sinds ze op een peuterspeelplaats zit in hetzelfde gebouw als de basisschool ziet ze dagelijks het verschil tussen nu en over een half jaar, en daar is ze bijna. Een prettig perspectief kennelijk. Ik heb geen mensen in mijn omgeving horen zeggen: ik ben bijna tachtig. Meestal zwijgen ze er over of jokken er zelfs over. Eerlijk gezegd, als je het mij vraagt, ik wil er best nog een paar jaartjes bij, als het maar niet zo snel gaat en mijn gezondheid niet achteruitgaat. En dat laatste is onvermijdelijk.

Evert Ruiter
April 2024